Op 23 juni 1941 rijdt een gepantserde trein naar het Oostfront. Aan boord zijn Reichsführer Heinrich Himmler, zijn persoonlijke lijfwacht, zijn volledige staf én zijn lijfarts Felix Kersten. Tijdens zijn dagelijkse behandelingen - Himmler heeft vaak maagkrampen - neemt hij de dokter geregeld in vertrouwen en geeft hij geheime informatie vrij over de plannen van het Derde Rijk. Kersten komt daardoor in een soort machtspositie terecht en hij buit die ook uit: als ‘honorarium’ vraagt hij Himmler geregeld om de vrijlating van oorlogsgevangenen. Maar Gestapochef Heydrich, Himmlers rechterhand, krijgt argwaan en laat dokter Kersten schaduwen. Op 4 juni 1942 sterft Reinhard Heydrich in Praag nadat enkele dagen eerder door het Tsjechische verzet een aanslag op zijn leven is gepleegd. Felix Kersten, verlost van de man die hem zo wantrouwde, voert de druk op Himmler op en probeert steeds meer levens te sparen in ruil voor zijn behandeling. Maar de vervanger van Heydrich blijkt nog gevaarlijker en sluwer te zijn dan zijn voorganger. Kersten, die nu dag en nacht gevolgd wordt, waagt zich aan een evenwichtsoefening op het slappe koord: bij de behandeling van Himmler probeert hij dingen gedaan te krijgen waarvan de geallieerden de vruchten plukken. Kersten zit nu definitief tussen twee stoelen, en dat breekt hem na de oorlog zuur op. In Zweden, waar hij na de oorlog woont en werkt, wordt hij in 1948 beschuldigd van collaboratie met de nazi’s, en de naturalisatie die hem eerder was beloofd, wordt geweigerd. Patrice Perna en Fabien Bedouel bouwen deze historische thriller vakkundig en gedetailleerd op. Felix Kersten, de man die het leven redde van duizenden mensen die anders door de nazi’s zouden zijn gedeporteerd was, hoewel hij geen Duitser was, maar een Fin, lange tijd lijfarts van Himmler. Maar na de oorlog kreeg hij niet de erkenning waarop hij volgens velen recht had.